|
1999
Kind in een winternacht.
Het was zo stil op
de dijk.
De maan en de sterren lichtten ons bij.
Onze voetstappen knarsten in de sneeuw,
Een spoor in de tijd lieten we na.
In de verte de donkere schim van ons huis.
Het wachtte op ons.
Warm en veilig en vertrouwd,
Vlak aan het water.
Terwijl het bed warm werd
Van mijn lichaam
Lag ik met mijn ogen wijd open
Te luisteren naar de nacht.
Straks zal het tweeduizend zijn,
En wij lopen daar nog altijd,
Mijn ouders en ik.
Het gaat nooit voorbij.
<<< TERUG
|
|